bijbel

Rebekka

Luisteren

Kinderbijbel
Kinderbijbel
Rebekka
Loading
/

Lezen

Abraham wilde dat zijn zoon Izak een leuke en goede vrouw zou krijgen. Zijn zoon mocht beslist niet met een vrouw uit Kanaän trouwen, omdat deze mensen niets van God wilden weten. Dus zei Abraham tegen zijn knecht: ’Ga terug naar Haran, waar mijn familie woont, en zoek een lieve vrouw voor mijn zoon Izak.’

Abraham wilde dat zijn zoon Izak een leuke en goede vrouw zou krijgen.

Zijn zoon mocht beslist niet met een vrouw uit Kanaän trouwen, omdat deze mensen niets van God wilden weten. Dus zei Abraham tegen zijn knecht: ’Ga terug naar Haran, waar mijn familie woont, en zoek een lieve vrouw voor mijn zoon Izak.’

Abrahams knecht ging op weg met tien kamelen. Het was een lange reis. Toen hij bij de plaats kwam waar Abrahams familie woonde, stopte hij bij een put en daar liet hij de kamelen uitrusten.

Hij keek om zich heen. Het was laat in de middag, de tijd van de dag dat de vrouwen met kruiken naar de put zouden komen om water te halen.

De knecht knielde en vroeg aan God in een gebed: Heer, God van mijn heer Abraham, wilt U ervoor zorgen dat ik vandaag het juiste meisje ontmoet.

Wees alstublieft goed voor mijn heer Abraham. Ik sta hier bij de waterbron en de meisjes en vrouwen van de stad komen hier water halen. Ik zal tegen één van de meisjes zeggen: ‘Wil je mij wat water uit je kruik laten drinken?’ Als ze mij dan antwoordt: ‘Drink, en ik zal ook uw kamelen te drinken geven,’ dan weet ik dat U háár aanwijst als vrouw voor Izak.”

De knecht was nog niet eens uitgesproken, toen er een mooie jonge vrouw kwam aangelopen met een waterkruik op haar schouder. Ze liep naar de put en vulde haar kruik met water.

De knecht liep naar haar toe en vroeg om wat water. Ze gaf het hem en ze zei: “Ik zal ook uw kamelen te drinken geven.” Ze haalde genoeg water voor alle kamelen, die erg veel dorst hadden. Dat was best een klusje hoor. Het waren tien kamelen en kamelen drinken veel water.

Toen het meisje daarmee klaar was, vroeg de knecht hoe ze heette en ook wat de naam van haar vader was. Ze antwoordde: “Ik ben Rebekka, de dochter van Bethuël. Mijn vader is de zoon van Nahor en Milka.

“Nahor?”, dacht de knecht? “Zo heet de broer van Abraham…! Dat kan geen toeval zijn. De heer heeft mijn gebed verhoord!!”

Hij liep naar een van de kamelen en haalde uit een mand prachtige sieraden. Een gouden ring en twee gouden armbanden. Daarna vroeg de knecht aan Rebekka of ze misschien in het huis van haar vader konden slapen die nacht. “Natuurlijk”, zei Rebekka, we hebben genoeg stro en voer voor de kamelen en er is een plek om bij ons te slapen.”

De knecht knielde neer om God te danken. Hij zei: “Prijs de Heer, de God van mijn heer Abraham. Want Hij is goed geweest voor mijn heer. Hij heeft mij naar het huis van de broer van mijn heer gebracht.”

Vrolijk liep Rebekka naar huis om alles te vertellen wat ze had meegemaakt. De broer van Rebekka, Laban, hoorde het ook en hij zag ook de sieraden van Rebekka. Laban wilde wel even kennis maken met de knecht en liep snel naar de put. Daar vond hij de knecht en de kamelen. Laban zei: “Vriend, kom met me mee naar huis! Waarom sta je nog buiten?

Ik heb het huis en de plaats voor de kamelen al helemaal voor je klaar.” Toen ging de knecht van Abraham met Laban mee naar huis. Daar was ook de vader van Rebekka, Bethuël. De kamelen kregen voer en stro en de knecht en zijn mannen kregen water om de voeten te wassen.

Daarna kregen ze te eten, maar de knecht zei: “Nee wacht, kunnen we nog even wachten met het eten? Ik wil graag eerst mijn verhaal vertellen”. “Toe maar, vertel je verhaal”, zei Laban.

De knecht begon te vertellen. Over het wonder van de geboorte van Izak. Izak die al zo lang beloofd was door God en pas geboren toen Abraham en Sara al heel oud waren. En hij vertelde over hoe rijk Abraham en Izak waren geworden. Ook vertelde hij over de dood van Sara en hoe verdrietig en eenzaam Izak nu was. En dat Abraham hem nu had gestuurd om een vrouw voor Izak te zoeken in het land waar Abraham zelf vandaan kwam, een gelovig meisje natuurlijk. En dat hij had gebeden bij de fontein omdat hij niet wist welke vrouw hij moest uitkiezen en dat God hem het meisje Rebekka had aangewezen. Het was een wonder hoe God hem had geholpen en hij wist zeker dat Rebekka het juiste meisje voor Izak zou zijn.
“Zegt u me alstublieft of u het goed vindt dat Rebekka met me meegaat om te trouwens met Izak”, zei de knecht. Rebekka moest dan dus wel mee naar het land van Abraham en Izak en ze zou dan dus haar ouders moeten verlaten. Poeh, zouden de vader en moeder van Rebekka dat wel goed vinden?

Natuurlijk wilden ze hun dochter niet kwijtraken, maar ze konden niet anders dan geloven wat de knecht hun vertelde. Ze zeiden tegen de knecht: “Dit moet wel een boodschap van de Heer zijn. Dat kan niet anders. En dus moeten we Rebekka laten gaan. Neem haar mee en laat haar de vrouw van Izak worden”. Ze gaven toestemming voor het huwelijk. De knecht was heel blij. Hij had een vrouw voor Izak gevonden. En Rebekka was heel aardig en ook nog eens heel mooi.


Kijken