bijbel

Jozef deel 10

Luisteren


Lezen

De vorige keer bracht Jozef zijn twee zonen, Efraïm en Manasse bij zijn vader Jakob. Jakob die eigenlijk Israël heette, weet je nog? Jakob wilde zijn kleinzonen zegenen, maar hij kruiste zijn armen en legde toen zijn linkerhand op Manasse en zijn rechterhand op Efraïm. Dat had hij eigenlijk andersom moeten doen, want Efraïm was de  jongste en Manasse de oudste.

Jozef riep toen:  “Nee vader, Manasse is de eerstgeborene, hij is de oudste van de twee”. En toch wist Israël het zeker, zo moest het zijn. Hij zei tegen Jozef: “Ik vergis me niet mijn zoon, ik doe het met opzet zo. Niet Manasse, maar Efraïm krijgt de grootste zegen mee”. Wat Jakob hier deed, deed hij in geloof. God had hem verteld hoe het moest gaan. Jozef had dat ook wel door. Dit was niet de wil van zijn vader, maar de wil van God zelf. God had een groter plan met zijn zoon Efraïm.

Jakob, of Israël, was oud en ziek. Het zou niet lang meer duren voordat hij zou sterven. Daarom riep hij zijn 12 zonen bij zich en zei: “Luister naar mij, zonen van Jakob. Luister naar Israël, jullie vader. Ik zal jullie vertellen wat er allemaal in de toekomst gaat gebeuren”. Een voor een zegende Israël zijn zonen. Hij begon bij de oudste, bij Ruben. Maar die kreeg de eerstgeboortezegen niet. Daarna kwamen Simeon en Levi. Ook zij kregen niet die grote zegen mee. Juda was de vierde zoon en aan hem gaf Israël de grootste zegen. Hij zei: Juda, jij bent het. Jouw broers zullen jou bewonderen en je zult jouw vijanden verslaan. Je bent zo sterk als een leeuw. Jij zult rijk zijn en je zult altijd blijven heersen. Uit jou komen de koningen, totdat ooit op een dag de grote koning komt. Een koning die over alle volken zal heersen. Wie zal die grote, grote koning zijn denk je? Zou dat de Here Jezus Christus kunnen zijn?

Daarna kregen ook de andere zonen de zegen van Israël en aan Jozef beloofde hij een mooie toekomst. “Mijn God zal jou helpen Jozef”, zei hij, “en ik wens je veel geluk en rijkdom toe. Jij bent voor mij de belangrijkste van al mijn zonen geweest”.

Dat waren de afscheidswoorden van Israël voor zijn zonen. Hij was moe en ging op zijn bed liggen. Niet lang daarna sloot hij zijn ogen en stierf.

Jozef en zijn broers waren natuurlijk heel verdrietig. Ze huilden en ze zorgden ervoor dat het lichaam van hun vader heel goed werd verzorgd. Jozef vroeg aan de Farao of hij zijn vader naar Kanaän mocht brengen om hem daar te begraven in de grot van Machpela.

Dat had hij zijn vader beloofd hè? Zijn vader wilde beslist niet in Egypte begraven worden.

Gelukkig vond de farao dat goed en zo ging de hele familie en ook veel dienaren van de farao op reis. Ook gingen er veel paarden en wagens mee. Het was een hele grote groep. Daar werd de vader van Jozef, Jakob, of Israël, begraven in de grot van Machpela.

Toen ging iedereen weer terug naar Egypte. En daar leefde Jozef met zijn hele familie nog 54 jaar. Al die jaren heeft hij goed voor zijn familie gezorgd. Toen hij 110 jaar was geworden, riep hij zijn broers bij zich. Hij zei: “Binnenkort zal ook ik sterven. Maar God zal voor onze familie zorgen. Hij zal ervoor zorgen dat onze familie, alle Israëlieten uit Egypte weg mogen gaan en terug kunnen keren naar het land dat Hij ooit al heeft beloofd aan Abraham, Izak en onze vader Jakob. Als het zover is, moeten jullie mij beslist meenemen. Ook mijn lichaam moet niet in Egypte blijven. Beloof me dat”. Dat beloofden ze.

En toen stierf Jozef. Hij stierf toen hij 110 jaar oud was. Zijn broers lieten zijn lichaam goed verzorgen en ze legden hem in een mooie kist. Nu eerst nog in Egypte, maar later zouden ze de kist meenemen. Jozef zou niet in Egypte blijven. Dat was zeker.

Wat een bijzondere verhalen hebben we gehoord over Jozef. Wat vooral heel bijzonder was aan Jozef, is dat hij heel erg veel leek op onze Here Jezus Christus. Onthoud dat maar, want Jezus maakte veel van dezelfde dingen mee. Jozef was het lievelingetje van zijn vader Jakob. Jezus was natuurlijk de grote Zoon van God. Jozef zat drie dagen in de put. Jezus bleef drie dagen in het graf. Jozef werd door zijn broers verkocht aan Egypte. Jezus werd door de Joden aan de Romeinen overgeleverd en Hij stierf toen aan het kruis. Jozef ging bij zijn vader vandaan, naar een ver land en redde het volk en de Heere Jezus moest het Huis van God de Vader, de hemel, verlaten om naar de aarde te gaan om daar de mensen te redden. Jozef werd groot en machtig als onderkoning van Egypte en Jezus werd door God opgewekt uit de dood om verhoogd te worden als Koning in de hemel en als redder van de wereld. Jozef en Jezus werden allebei eerst vernederd en daarna verhoogd en ze waren allebei super gehoorzaam aan God. Alles paste precies ook in Gods plan.


Kijken