Mozes deel 5
Luisteren
Lezen
De vorige keer werd Mozes, toen hij met zijn schapen door de woestijn liep, door God geroepen bij de brandende braamstruik. Weet je dat nog? God gaf toen aan Mozes een opdracht. Hij moest teruggaan naar Egypte en tegen de farao zeggen dat God, de God van Israël, Zijn volk uit Egypte zou leiden.
Maar Mozes schrok van deze opdracht en hij sputterde tegen. Hij zei: “Dat gaat mij toch niet lukken Heer, ik ben maar een simpele man”. Maar God zei: “Ik ga met je mee Mozes en Ik zal je helpen”.
Mozes werd er helemaal niet blij van en hij zei: “Maar Heer, ik weet toch helemaal niet wat ik dan zeggen moet”. Wat moet ik zeggen als het volk vraagt wat Uw naam is?”
God zei toen: “Zeg dan maar dat Mijn naam is: Ik ben Die Ik ben, of Ik zal zijn Die Ik zijn zal. Ga naar Egypte en zoek daar de oudsten van het volk. Zeg tegen deze mensen dat de God van Abraham, Izak en Jakob jou heeft gestuurd. De God van Israël. Zij zullen naar je luisteren. Ga dan naar de farao en zeg dat hij Israël moet laten gaan.”
“Och Heer, ze zullen mij toch niet geloven”, zei Mozes. En weer gaf God hem antwoord. Hij liet Mozes zelfs wonderen doen. “Wat heb je daar in je hand Mozes?” “Een staf”, zei Mozes. “Gooi die eens op de grond”, zei God. Mozes deed het. Oh kijk dan, de staf veranderde in een slang, die sissend over de grond kroop. Mozes liep vlug een andere kant op. Maar God zei: “Pak die slang maar bij zijn staart”. Mozes vond het heel eng, maar hij deed het toch. En kijk… de slang veranderde weer in een staf. Mozes zijn eigen gewone staf. “Zie je Mozes, je kunt door Mij wonderen doen en daarom zullen de mensen je wel moeten geloven. Het komt echt goed.”
Maar Mozes was een man geworden die hield van de stilte. Hij had ook echt veel moeite met het praten gekregen. Moest hij nu naar Egypte en het volk toespreken? Hoe moest dat dan. En dus probeerde hij het nog een keer en hij zei tegen God: “Heer, laat toch alstublieft iemand anders gaan. Ik kan toch helemaal niet spreken, ik weet niet wat ik zeggen moet…!” En God zei: “Ik zal ervoor zorgen dat je wel kunt spreken. Het komt goed Mozes!”
En toch zag Mozes het nog niet zitten. “Heer, stuur toch alstublieft iemand anders. Ik kan het niet en ik durf het niet”. Toen werd God toch echt wel een beetje boos. Waarom vertrouwde Mozes Hem niet gewoon.
“Nu is het klaar Mozes”, zei hij, “Ik zal jouw broer Aäron met je mee laten gaan en hij zal voor jou de woorden tegen het volk en tegen de farao spreken, maar jij moet de wonderen doen. Pak je staf en ga!”
Tja, toen kon Mozes niets anders doen dan de Heer gehoorzaam zijn en gaan.
Hij liep met zijn schapen terug naar huis en ging naar zijn schoonvader Jethro. “Vader”, zei Mozes, “ik zou zo graag voor een poosje terug willen gaan naar mijn volk, naar mijn familie in Egypte. Ik wil heel graag weten of ze nog leven”. Jethro vond het meteen goed. “Natuurlijk is dat goed, ga in vrede mijn zoon”, zei hij tegen Mozes.
“Zippora, we gaan!”, riep Mozes. “Laten we onze spullen inpakken en samen met onze zonen naar Egypte gaan.” “Dat is goed Mozes”, zei Zippora. Ze pakten hun spullen en ze klommen op hun ezels. Jethro stond erbij en zwaaide ze uit. Daar gingen ze, op weg naar Egypte. Mozes had zijn staf stevig vast in zijn hand, maar hij was nog steeds bang. Bang om weer naar Egypte te gaan. Hij was natuurlijk niet voor niets gevlucht. Maar de Heer sprak weer tegen Mozes: “Wees niet bang Mozes. Ga terug naar Egypte, want de mannen die jou zochten en de farao die jou wilde doden, zijn allemaal al lang dood.”
Dat was een hele opluchting voor Mozes. God wist gelukkig alles, ook van zijn angsten en zijn spanning. De Heer zou met hem meegaan en bij hem zijn.
Toen ze in de woestijn waren en vlakbij de berg van God waren aangekomen, kwamen ze bij een herberg. Daar hebben ze een nachtje geslapen. Toen zei Mozes tegen Zippora: “Het is misschien beter dat jij teruggaat naar je vader Jethro. Egypte is veel te gevaarlijk voor jou en voor onze kinderen.” Zippora was het eens met Mozes en ze knikte.
Ze namen afscheid van elkaar en Zippora ging met de twee zonen, Gersom en Eliézer, terug naar haar vader. Mozes trok toen alleen verder. Hij vond het nog steeds heel spannend allemaal en hij hoopte maar dat hij nu snel zijn broer Aäron tegen zou komen.