bijbel

Abraham deel 1

Luisteren


Lezen

Dit verhaal gaat over een belangrijke man in de Bijbel, namelijk Abraham. Abraham heette eerst Abram en er valt heel veel over hem te vertellen. Zo veel, dat we zijn verhaal in meerdere delen vertellen. Dit is het eerste deel en daarin krijgt Abram de opdracht van God om te verhuizen.
met dank aan: gospelimages.nl

In een vorig verhaal hadden over de ark van Noach. Noach moest van God een hele grote boot bouwen zodat hij en zijn familie en de dieren gered werden van de overstroming, de zondvloed. Weet je dat nog?

Na die zondvloed kregen de mensen van God de opdracht om zich te verspreiden over de aarde.

Eén van de plaatsen waar de mensen gingen wonen was Ur der Chaldeeën. Daar woonde Terach, de vader van Abram,  en Haran en Nachor. Allemaal familie van Sem en dat was de zoon van Noach. Pff wat een namen hè? Onthoud de naam Abram maar gewoon. Die is nu belangrijk.

Abram woonde met zijn familie in Ur. Hij was getrouwd met Sarai. Sarai was dus zijn vrouw, maar ze was tegelijk ook zijn halfzus, want ze hadden dezelfde vader. Ze waren best wel gelukkig samen, maar ze hadden ook verdriet. Het lukte namelijk niet om kinderen te krijgen.

Abram verhuisde met Sarai en zijn familie naar Haran. Dat was een hele lange reis en daar bleven ze een tijdje wonen. Ze verzamelden steeds meer dieren en spullen en Abram werd daardoor een rijke man.

Op een dag zei God tegen Abram: “Luister naar Mij. Ga uit uw land en ga naar het land dat ik u wijzen zal” én God zei ook: “Ik zal u tot een groot volk maken”.

Dat snapte Abram niet. Hoe kon hij nou tot een groot volk worden gemaakt. Het lukte toch niet om kinderen te krijgen? Toch vertrouwde Abram op Gods belofte en hij zei tegen Sarai: “Kom, we moeten weg. We gaan op reis.” “Weg?”, vroeg Sarai, “waarom? En waar gaan we dan naartoe?”
Dat weet ik niet”, zei Abram, maar God heeft het gezegd. We gaan naar het land dat Hij ons wijzen zal.”

En zo gebeurde het. Ze gingen op weg, Abram, samen met Sarai en met zijn neefje Lot. Ze namen al hun spullen en dieren mee en ook alle mensen die voor hun werkten. Ze werden uitgezwaaid door de rest van de familie, want die trokken niet met hen mee. Abram verliet zijn veilige plek, de plaats waar hij rijk geworden was. Hij wist niet waar hij naartoe zou gaan, maar hij ging, met in zijn hart het geloof en het vertrouwen in God. God die hem geroepen had.

Sarai was best wel bezorgd, maar ze vertrouwde op Abram. En alle mensen die voor hen werkten gingen ook mee, zonder twijfel zelfs, want Abram was altijd goed voor ze geweest. Hij zorgde goed voor zijn mensen en voor zijn dieren.

Ze gingen van Haran naar Kanaän. Het was een hele lange reis en onderweg woonden ze in tenten. Toen ze in Kanaän aankwamen, bleven ze ook in tenten wonen. Ze trokken steeds naar een andere plek, zodat ze steeds genoeg te eten te drinken konden vinden. Zo trokken ze het hele land door. Abram bouwde daar twee keer een altaar voor God om God te prijzen en te danken. Hij was God heel dankbaar voor alles wat hij had gekregen.

Toen sprak God weer met Abram en beloofde hem dat dit land Kanaän, het land van Abram en zijn kinderen zou zijn. Weer had God het over de kinderen van Abram. Abram snapte het nog steeds niet, maar hij bleef op God vertrouwen.

Het ging heel goed met Abram, hij kreeg steeds meer schapen en andere dieren en honderden mensen die voor hun werkten. Maar nog steeds hadden hij en Sarai geen kinderen.

Na een lange tijd brak er plotseling een hongersnood uit in Kanaän. Dat was echt vreselijk, er was haast niets te eten en Abram was bang dat hij en zijn familie het niet zouden overleven. Daarom pakten ze de tenten op en gingen ze weer op pad. Ze reisden door naar Egypte. In Egypte was nog wel genoeg te eten.


Kijken