bijbel

Mozes deel 1

Luisteren

Kinderbijbel
Kinderbijbel
Mozes deel 1
Loading
/

Lezen

We beginnen vandaag met een nieuw verhaal. Ons laatste verhaal ging nog over Jozef. Ons nieuwe verhaal begint een heel stuk later in de tijd. Jozef was allang gestorven en al zijn broers ook. Het volk van Israël was na al die jaren heel veel groter geworden. God had al aan Abraham beloofd dat hij tot een groot en machtig volk zou worden. En dat gebeurde dus ook. God zorgde goed voor Zijn volk. 

God had niet gezegd dat Zijn volk in Egypte zou wonen. Hij had het land Kanaän aan hen beloofd. Maar de Israëlieten waren dat een beetje vergeten. Ze waren vergeten dat Egypte hun vaderland niet was; ze vonden het wel prima daar. Totdat de farao stierf. Toen kwam er een nieuwe farao, een nieuwe koning. Deze koning wist niks van de geschiedenis en hij wist zelfs niet eens wie Jozef was geweest. Die had hij niet gekend. Hij vond de geschiedenis ook niet belangrijk. Hij vond alleen zichzelf en zijn land Egypte belangrijk.

Toen hij een keer op reis was, kwam bij Gosen aan. Daar woonden de Israëlieten en hij zag toen pas hoe groot het volk eigenlijk was geworden. Daar schrok hij van en hij vond dat helemaal geen fijn idee. Een volk binnen zijn land Egypte dat zo groot werd, dat kon alleen maar gevaarlijk zijn voor zijn eigen volk. Stel je voor dat er oorlog zou komen. Hij wilde zelf aan de macht blijven en daarom bedacht hij een gemeen plannetje. Hij zei tegen zijn knechten: “Dit gaat zo niet langer. We moeten ingrijpen. Weet je wat we doen? We maken van de Israëlieten, onze slaven. Ze moeten hard voor ons werken. Dan kunnen ze ook niet tegen ons vechten. Ik weet wel iets. Ze moeten twee nieuwe steden in Gosen gaan bouwen, dat is heel zwaar werk.” De farao hoopte dat er dan veel Israëlieten, door het zware werk, ziek zouden worden en hij dacht dat er dan misschien ook wel veel mannen zouden sterven. Dan werd het volk misschien wel wat kleiner, in ieder geval niet groter… Het volk van Israël was veel te groot geworden, vond hij.

En zo werd het volk Israël opeens een slavenvolk binnen Egypte. Ze moesten de hele dag hard werken in de brandende zon. Ze moesten stenen bakken, stenen sjouwen en steden bouwen. En als ze niet hard genoeg werkten, werden ze geslagen. Het leven werd steeds zwaarder. En toch, toch werkte het plannetje van de farao niet. De Israëlieten stierven niet en ze kregen wel veel kinderen. Hoe harder het volk moest werken en hoe meer klappen ze kregen, hoe groter het volk juist werd. Toen de farao dat zag, werd hij boos. Toen bedacht hij een ander plan. Een heel gemeen en vreselijk plan. Hij riep al zijn knechten bij zich en zei: “Alle jongetjes die bij de Israëlieten geboren worden, moeten worden verdronken in de rivier de Nijl, alleen de meisjes mogen blijven leven”. Oh wat was dat erg… wat een verdriet bij al die vaders en moeders. Zij raakten hun zoontjes kwijt… wat een vreselijke man die farao.

Maar er was één moeder die haar zoontje niet liet afpakken. Hoe haar dat gelukt is, zal ik je nu vertellen. Op een dag werd bij een man en een vrouw, die allebei uit de stam Levi van Israël kwamen, een jongetje geboren. Ze waren ontzettend blij met hun zoontje. Zo’n lief en mooi jongetje. Maar ze waren ook heel erg bang. Stel je toch eens voor dat de farao ook hun zoontje zou afpakken en dat hun lieve mannetje verdronken werd. Dat zou toch vreselijk zijn. Dát gaat niet gebeuren, dacht de moeder van het jongetje. We gaan hem heel goed verstopt houden. Ze vertrouwde op God en elke keer als het kindje begon te huilen en dus lawaai maakte, pakte ze het jongetje op en gaf hem te drinken. Daardoor werd het kindje weer tevreden en huilde hij niet meer. Dat ging 3 maanden goed. Maar toen wist ze niet meer hoe ze het kindje verstopt kon houden. Hij groeide en begon toch wel steeds meer lawaai te maken. Hij huilde soms erg hard. Ze moest er niet aan denken dat hij ontdekt werd door de knechten van de farao. Ze nam haar zoontje in haar armen en huilde nu zelf ook. Ze was bang. God heeft ons nu al 3 maanden geholpen, dacht ze. Hoe moet het nu verder?

Ze bedacht een plan. Ze riep haar man en zei: “We kunnen onze zoon niet langer hier houden. Weet je wat we doen? We maken een mandje van riet. Een biezen mandje. Daar leggen we onze zoon in en we zetten het tussen het riet in de rivier. Wij kunnen hem niet meer beschermen, maar God kan dat wel. Laten we op Hem vertrouwen.” Oh, wat was dat een moeilijke beslissing. Ze vroeg in stilte aan God: “Heer, help ons alstublieft!”

Toen het mandje klaar was, legde ze het kindje in het mandje. Ze ging samen met haar dochter Mirjam naar de rivier de Nijl en legde het mandje met haar zoontje in het riet. Nog even bleef ze staan kijken. “Het is net de ark van Noach, maar dan in het klein”, dacht ze. En toen ze daaraan dacht, wist ze het bijna zeker. God zou helpen, God zou voor haar zoontje zorgen. “Blijf jij hier in de buurt Mirjam?”, zei ze tegen haar dochter. “Dan kun jij in de gaten houden wat er met hem gebeurt.” Ze keek nog één keer naar het mandje en ging toen naar huis.


Kijken