bijbel

Mozes deel 4

Luisteren

Kinderbijbel
Kinderbijbel
Mozes deel 4
Aan het laden
/

Lezen

Mozes was moe toen hij bij de put zat, maar hij had wel heel stoer gedaan. Hij had de herders aan de kant geduwd en ervoor gezorgd dat de schapen van de jonge vrouwen, de herderinnen, als eerste aan de beurt kwamen om te drinken bij de put en daarna pas de schapen van de herders. Mozes had de zussen dus heel goed geholpen bij de put. Daarom werd hij door de vader van de vrouwen uitgenodigd om bij hen te komen eten. 

Mozes was uitgeput van zijn lange reis en hij was blij dat hij met hen mee mocht. Toen ze bij de vader van de vrouwen aankwamen, kon Mozes zich eindelijk een beetje opfrissen. Hij waste zichzelf en daarna gingen ze aan tafel. De vader van de 7 zussen heette Jethro en hij was een priester. Hij vroeg aan Mozes waar hij vandaan kwam. Mozes vertelde het hele verhaal. Wie hij was en waarom hij nu hier in Midian was. Hij vertelde dat hij als Egyptische prins bij de farao had gewoond, maar dat hij eigenlijk een zoon van Israëlitische ouders was. Hij vertelde ook dat hij op gevlucht was omdat de farao hem wilde doden. 

Toen Jethro hoorde wat er allemaal gebeurd was, vroeg hij aan Mozes of hij misschien bij hen in Midian wilde blijven wonen. Dan kon hij wel op de schapen passen. Mozes hoefde daar niet lang over na te denken. Dat wilde hij wel; hij voelde zich veilig hier. Hij bleef in Midian wonen. Mozes was toen 40 jaar oud.

Mozes werd dus een schaapsherder. Wat een verandering was dat voor Mozes. Een paar dagen geleden was hij nog een prins en nu was hij een herder. Dag in dag uit liep Mozes door de woestijn met de schapen van Jethro, op zoek naar water en gras. Toen hij in Egypte in het paleis woonde zag zijn leventje er heel anders uit.

Na een poosje mocht Mozes met een van de dochters van Jethro trouwen. Haar naam was Zippora. Het was natuurlijk heel fijn voor Mozes om niet meer alleen te zijn, maar samen met zijn vrouw te mogen leven. Ze kregen samen twee kinderen. Twee zonen. De oudste heette Gersom en de jongste Eliëzer.

De jaren gingen voorbij. 40 lange jaren. Al die tijd zwierf Mozes iedere dag met de schapen door de woestijn. Hij kende de woestijn zo langzamerhand op zijn duimpje. Meestal kwam hij niemand tegen en dan had hij dus ook niemand om tegen te praten. Mozes hield van de stilte en hij werd een man van weinig woorden.

Op een dag was Mozes weer met de schapen in de woestijn. Hij was wat verder van huis, want hij was op zoek naar gras en water. Het was al een hele tijd erg droog en warm geweest. Het enige wat hij zag was een paar bosjes en braamstruikjes. Pfff… Het was alweer zo’n super warme dag. Mozes ging even uitpuffen op een steen. Het was erg stil om hem heen. Plotseling zag hij dat er in de verte een struik in brand stond. Dat gebeurde wel vaker in die hitte van de woestijn, maar dan was het vuur meestal ook heel snel weer uit. Nu niet, dit was een flinke brand en het vuur ging niet uit. Wat vreemd, dacht Mozes. Hij liep wat dichter naar de brandende braamstruik toe. Hij hoorde de takken knetteren in het vuur.

“Mozes! Mozes!” Wat is dat? Mozes schrok ervan. Middenin het vuur klonk een stem. Mozes had meteen door dat dit de Heere was die hem riep. Bevend zei Mozes: “Zie, hier ben ik!”

“Kom niet dichterbij Mozes en trek je schoenen uit, want de grond waarop je staat is heilige grond”. Het was God zelf die hier met hem sprak. Woh, dat was heel bijzonder. “Ik ben de God van Abraham, de God van Izak en de God van Jakob, zei Hij”. Toen Mozes dat hoorde, ging hij op de grond zitten en trok zijn schoenen uit. Hij bedekte zijn gezicht met zijn handen, want hij durfde niet naar God te kijken. De stem ging verder. “Ik heb gezien hoe zwaar Mijn volk, het volk van Israël, het heeft in Egypte. Ze worden geslagen en ik heb hun geschreeuw om hulp gehoord. Daarom ben ik gekomen, om ze te redden uit het land Egypte. Ik zal ze brengen naar een land waar het goed is, een land van overvloed”. God bedoelde natuurlijk het land dat Hij aan Abraham, Izak en Jakob al had beloofd. In de Bijbel staat: een land dat overvloeit van melk en honing.

“Nu dan, Mozes”, zei God, “ga op weg. Je moet teruggaan naar Egypte, naar de farao. Je moet hem vertellen dat Ik, de God van Israël, Mijn volk uit Egypte zal leiden”.

Daar schrok Mozes van. Hij kon zijn oren niet geloven. Moest hij terug naar Egypte? Naar de farao? “Och Heer, wie ben ik nou”, zei Mozes. “Ik ben maar een simpele man. Dat gaat mij toch niet lukken? Dat krijg ik toch niet voor elkaar?”


Kijken