bijbel

Mozes deel 6

Luisteren

Kinderbijbel
Kinderbijbel
Mozes deel 6
Aan het laden
/

Lezen

Mozes en zijn vrouw Zippora hebben in het vorige verhaal afscheid van elkaar genomen en Zippora ging met de twee zonen, Gersom en Eliézer terug naar haar vader. Mozes liep alleen verder door de woestijn. Hij was best wel een beetje bang, zo in z’n eentje. Maar kijk daar es, in de verte? Jaa, daar was zijn broer Aäron. Oh wat was Mozes opgelucht; God had Aäron naar hem toegestuurd, precies zoals Hij beloofd had. 

Mozes en Aäron renden naar elkaar toe. Ze hadden elkaar al heel lang niet gezien en ze vielen elkaar om de hals. Wat waren ze blij. Mozes vertelde Aäron alles. Hij vertelde dat God hem had geroepen, bij die brandende braamstruik en dat hij de opdracht had gekregen naar Egypte te gaan om het volk te bevrijden. Hij vertelde ook over de wonderen die God had gedaan, over de staf die in een slang was veranderd. Weet jij dat ook nog? Wat is God groot hè? Hij kán dat gewoon.

Mozes en Aäron reisden samen verder, naar Egypte en daar kwamen ze aan bij het volk. Bij de Israëlieten dus. Het volk dat al zo veel jaren in Egypte woonde en daar een heel zwaar leven had. Ze moesten veel te hard werken van de farao. Mozes en Aäron riepen de oudsten van het volk bij zich en Aäron begon te vertellen. Mozes hoefde niks te zeggen, dat had God met hem afgesproken. Aäron vertelde over de Heere God, dat Hij bij Mozes in de woestijn was gekomen in de brandende braamstruik en dat God Zijn volk niet was vergeten. God had hun geroep om hulp en hun gebed gehoord. Hun God, de God van Abraham, Izak en Jakob. Aäron vertelde ook dat hij met Mozes naar de farao moesten gaan en de farao te vragen om Gods volk te laten gaan. En toen Mozes en Aäron de wonderen van God lieten zien, geloofde het volk dat God weer bij hen was. Ze hadden zo vaak gedacht dat God hen had vergeten en dat God hen niet hoorde. Maar God had hun gebed tóch gehoord. Wat was het volk blij. Eindelijk worden ze bevrijd en mogen ze naar het beloofde land. Ze knielden neer en dankten God met heel hun hart.

Maar toen kwam het moeilijkste deel van de opdracht van Mozes en Aäron. Ze moesten naar de farao. Zou de farao willen geloven? God had Mozes al gewaarschuwd dat de farao niet zou willen luisteren. Ze kwamen aan in het paleis en de farao keek verbaasd naar Mozes en Aäron. Wat kwamen deze 2 mannen doen. Het waren Israëlieten, dat zag hij zo. En dus waren het slaven en slaven horen te werken. “Wat komen jullie hier doen”, vroeg de farao op een boze toon.

Aäron begon te praten: “De God van Israël heeft gesproken en zegt: Laat Mijn volk uit Egypte trekken zodat ze voor Mij een feest kan houden in de woestijn.”

“Geen sprake van”, zei de farao. “Wie is die God, ik ken hem niet en ik zal de Israëlieten zeer zeker niet laten gaan. Een feest houden? Ben je helemaal gek geworden… ze moeten werken, hard werken”.

Aäron probeerde het nog een keer. Hij zei: “De God van Israël heeft tegen ons gesproken. Geef ons alstublieft 3 dagen vrij om naar de woestijn te gaan. Daar zullen wij offers brengen aan onze Heer. Laat ons gaan, voordat de Heer ons misschien wel straft met ziekte of dood.” Toen werd de farao echt boos. Nu ook nog dreigen met ongelukken? “Eruit jullie”, riep hij, “ga aan het werk!” Mozes en Aäron gingen weg.

De farao was nog steeds boos. “Wat denken ze wel niet, dacht hij, “een feest in de woestijn vieren? Ze hebben veel te veel tijd over en ze zijn lui. Belachelijk.” Hij gaf toen de opdracht om het volk van Israël nóg harder te laten werken. “Vanaf nu krijgt dat volk geen stro meer voor het maken van de stenen. Laten ze het zelf maar verzamelen. Dat kost veel meer tijd, maar ze moeten wel net zoveel stenen maken. Dat was heel gemeen. Het kostte echt veel meer tijd en het lukte het volk dus niet om net zoveel stenen te maken. De Egyptenaren werden daar zo boos over dat ze met stokken gingen slaan. Oh wat erg. Het leven was al zo zwaar en het werd alleen maar erger. Het volk werd nu ook boos op Mozes en Aäron. Het was hun schuld dat de farao boos was geworden en nu zo gemeen deed.

Mozes was in de war. Hoe was dit nou allemaal mogelijk. Hij ging bidden. Hij zei tegen God: “Heer, waarom laat U dit gebeuren. Waarom hebt U mij naar de farao laten gaan. Het is voor Uw volk alleen nog maar veel erger geworden. U hebt beloofd dat U het volk zou verlossen, maar dat is niet gebeurd”.

Maar God zei tegen Mozes: “Ga terug naar de farao. Aäron moet tegen de farao zeggen dat hij Mijn volk uit zijn land moet laten vertrekken. Ik zal grote wonderen doen in Egypte. Maar de farao zal niet naar jullie luisteren en dan, dan zal Ik Egypte moeten straffen”.

Mozes en Aaron gingen naar de farao en zeiden: “De God van Israël heeft gesproken en zegt: Laat Mijn volk gaan.” De farao wist niet wat hij hoorde. Hij zei: “Zo zo, zegt jullie God dat? Ik weet niet wie die God is, ik ken hem niet”. Doe eens een wonderteken dan. Laat eens zien dat die God van jullie ook echt zo machtig is”. Dat kunnen ze natuurlijk niet, dacht de farao. Maar kijk eens, wat er gebeurde. Aäron gooide zijn staf op de grond en opeens veranderde de staf in een grote sissende slang. De ogen van de farao werden heel erg groot, zo verbaasd was hij. Dat had hij niet verwacht. De farao liet de wijzen en de tovenaars uit Egypte komen. “Doen jullie dat ook eens”, zei hij. De Egyptische tovenaars gooiden ook hun staf op de grond en jawel hoor. Ook die veranderden in slangen. Maar kijk! Aärons slang at de slangen van de tovenaars op. Toen pakte Aäron de slang bij de staart en ja hoor, de slang werd weer een gewone staf.

Wat een wonder, een teken van hoe machtig God is. Maar de farao was er wel van geschrokken, maar hij gaf niet toe. Hij wilde nog steeds niks met de God van Israël te maken hebben. In de Bijbel staat dat zijn hart verhardde en hij liet de Israëlieten dus niet gaan. Toen vond God het mooi geweest. Het was tijd om de farao een lesje te leren.


Kijken