Mozes deel 7
Luisteren
Lezen
Mozes en zijn broer Aäron wisten het niet meer. Ze hadden de farao meerdere keren gevraagd om het volk van God te laten gaan en Aäron had zelfs wondertekenen gedaan, maar de farao wilde nog steeds niks met de God van Israël te maken hebben. Hij liet het volk niet gaan. God vond het genoeg geweest. Als de farao niet wilde luisteren, moest het maar op een hardere manier. God had een ander plan om de farao te laten luisteren. En dat ging niet gemakkelijk. God zorgde voor plagen over Egypte. 10 plagen.
God zei tegen Mozes en Aäron: “Ga morgenochtend naar de rivier de Nijl en ga naar de farao”. Die rivier, de Nijl, was voor de Egyptenaren een heilige rivier. Het water zorgde voor de vruchtbaarheid van de grond en in de rivier zwommen ook veel vissen. Dat was natuurlijk ook voedsel voor de mensen. De Egyptenaren gingen iedere morgen naar de Nijl om de rivier te aanbidden. Ze zagen de rivier bijna gelijk aan een God. Raar toch? Een rivier is toch geen God? De Egyptenaren zouden God moeten danken voor de Nijl, want God zorgde voor de vruchtbaarheid van het land en de vissen in het water. Maar dat wisten ze niet. God zei tegen Mozes en Aäron: “Zeg tegen de farao dat al het water van de Nijl zal veranderen in bloed omdat hij Mijn volk niet heeft laten gaan”.
En dat deden ze. Aäron sloeg met zijn staf op het water van de Nijl en de rivier veranderde in bloed. De vissen gingen dood en de rivier begon te stinken. De mensen konden geen water meer uit de Nijl drinken. Deze plaag duurde 7 dagen en het was heel zwaar voor de mensen. Maar de farao liet het volk nog steeds niet gaan.
Na 7 dagen stuurde God Mozes en Aäron weer naar de farao. Mozes zei tegen de farao: “Als je het volk niet laat gaan, komt er in Egypte een kikkerplaag.” Toen de farao weer niet wilde luisteren, hield Aäron zijn staf omhoog en de kikkers kwamen tevoorschijn.
Overal. In het hele land. Heel veel kikkers. De mensen vonden kikkers in hun huis, zelfs in hun bed en op hun bord. De kikkers zaten echt overal! Vreselijk!
De farao vroeg aan Mozes of hij God wilde smeken dat de plaag zou ophouden. Hij beloofde dat hij dan de Israëlieten zou laten gaan. Mozes vroeg het aan de Here God en God liet de plaag ophouden. De kikkers gingen dood en het hele land begon te stinken. Maar toch, de farao hield zich niet aan zijn belofte en ook deze keer liet hij het volk niet gaan. Wat een leugenaar was die farao hè?
Daarom kwam God met de derde plaag. God zei tegen Mozes: “Aäron moet met zijn staf op de grond slaan. Dan zal al het stof veranderen in steekmuggen.” En dat gebeurde ook. Aäron sloeg met zijn staf op de grond en meteen zat alles en iedereen onder de muggen. Oh wat een jeuk hadden de mensen. En ook de dieren, die werden natuurlijk ook gestoken. Vreselijk. Sommige Egyptenaren zeiden tegen de farao: “Deze plaag moet wel van God komen”. Maar toch wilde de farao de Israëlieten nog steeds niet laten gaan.
Snap jij dit nog? Waarom was de farao zo koppig. Waarom wilde hij niks van God weten, waarom geloofde hij niet in de almacht van God. Hij vond zichzelf en zijn eigen macht natuurlijk veel te belangrijk. Dat was het.
God vond het tijd voor de volgende plaag, de vierde. Mozes en Aäron moesten weer naar de farao gaan en tegen hem zeggen: “Als je het volk nu nog niet laat gaan, stuur ik steekvliegen op je land af.” Enorme zwermen steekvliegen kwamen de huizen van alle Egyptenaren binnen. Het hele land zat onder de steekvliegen. Maar er was nu wel een verschil. De steekvliegen kwamen wel in Egypte, maar in het gebied Gosen, waar de Israëlieten woonden, waren helemaal geen steekvliegen.
Vanaf deze vierde plaag hadden alleen de Egyptenaren last van de plagen. De farao zag dat ook en hij smeekte Mozes: “Vraag of jullie God deze vliegen wil laten verdwijnen. Dan laat ik jullie gaan.” Mozes vroeg het aan God, maar toen God de steekvliegen liet verdwijnen, veranderde de farao van gedachten. Hij liet het volk toch niet gaan. Had hij zijn lesje nu nog niet geleerd?
Dat was de vierde plaag en nog luisterde de farao niet. Hoeveel plagen zouden er nog nodig zijn…