Mozes deel 8
Luisteren
Lezen
In het vorige verhaal ging het over de 4 plagen die God over Egypte had laten gaan. Weet jij nog welke het waren? Bij de eerste plaag veranderde het water van de Nijl in bloed, bij de tweede plaag kwamen er heel veel kikkers, bij de derde plaag waren er opeens heel veel muggen en bij de vierde plaag werd alle Egyptenaren gestoken door steekvliegen. En toch luisterde de farao niet; hij liet het volk van God niet gaan.
In het vorige verhaal ging het over de 4 plagen die God over Egypte had laten gaan. Weet jij nog welke het waren? Bij de eerste plaag veranderde het water van de Nijl in bloed, bij de tweede plaag kwamen er heel veel kikkers, bij de derde plaag waren er opeens heel veel muggen en bij de vierde plaag werd alle Egyptenaren gestoken door steekvliegen. En toch luisterde de farao niet; hij liet het volk van God niet gaan.
En dus kwam de volgende plaag, de vijfde. God zei tegen Mozes dat hij de farao moest waarschuwen. Als hij nu niet zou luisteren, zouden alle koeien, paarden, kamelen, ezels, schapen en geiten van de Egyptenaren een vreselijke ziekte krijgen. Mozes ging naar de farao om dit vreselijke bericht te vertellen. “Luister toch naar onze God en laat het volk gaan”, zei Mozes. “Morgen zal al het vee ziek worden”. En het gebeurde zoals God gezegd had. Alle dieren werden ziek en heel veel vee ging dood. Wat erg hè? Zo zielig. God zorgde er wel voor dat alleen het vee in Egypte ziek werd; bij de Israëlieten werden de dieren niet ziek en daar ging geen enkel dier dood. Maar de farao luisterde alweer niet en hij liet het volk niet gaan.
Het geduld van God raakte nu natuurlijk wel op, dat snap je vast wel. Hoeveel erger moest het nog worden voordat de farao zou luisteren. God kwam met de zesde plaag. Hij zei tegen Mozes en Aäron: “Jullie moeten allebei een handvol as uit de oven pakken en dat moet Mozes bij de farao in de lucht gooien. Die as zal door de wind over het hele land waaien en op de mensen en dieren vallen. En dat gebeurde ook. De mensen en de dieren kregen daardoor allemaal zweren. Zweren, dat zijn hele lelijke, vervelende plekken op het lijf en dat doet ook pijn. Helemaal niet leuk dus. Maar ook nu liet de farao het volk niet gaan.
Het werd allemaal steeds erger met de plagen. De farao was nu al zo vaak gewaarschuwd en hij wilde nog steeds niet luisteren. Daarom zorgde God ervoor dat het heel hard ging onweren en hagelen. Zo erg, dat hadden ze in Egypte nog nooit meegemaakt. Maar in Gosen, waar de Israëlieten woonden, daar hagelde het helemaal niet. In Egypte werd alles wat buiten was, kapot gemaakt door de hagel. De hagel viel op de planten en de bomen. Alles ging stuk. De hagel viel ook op de dieren en op de mensen die nog buiten waren en dat overleefden ze niet. Vreselijk was het.
Dat zag de farao ook. Hij beefde van angst en hij riep tegen Mozes: “Ik ben fout geweest, ik heb niet naar jullie God geluisterd. Bid toch alstublieft tot uw God en vraag of Hij de hagel en het onweer wil stoppen. Dan zal ik het volk laten gaan”. Mozes zei tegen de farao: “Als ik de stad uit ben, zal ik tot God bidden. De hagel en het onweer zullen stoppen. Dan zult u weten dat de aarde van onze Heere God is. Maar ik weet dat u geen eerbied heeft voor onze God. Toen Mozes de stad uit was, bad hij tot God en God stopte het onweer en de hagel. De farao zag het en hij haalde opgelucht adem. En je raadt het vast al; de farao verhardde weer zijn hart en hij liet het volk van God toch niet gaan.
Toen stuurde God Mozes en Aäron weer naar de farao. Ze vroegen aan hem: “Hoe lang blijft u nog weigeren om naar onze God te luisteren? U moet ons volk laten gaan. Als u dat niet doet, komt er weer een plaag. God stuurt dan heel veel sprinkhanen naar uw land. Zoveel, dat het hele land ermee bedekt zal zijn. De sprinkhanen zullen alles wat er nu nog groeit in Egypte opeten”.
Mozes wachtte niet op het antwoord van de farao. Hij draaide zich om en vertrok. De farao werd nu toch bang. Alweer een plaag. Hij riep Mozes en Aäron terug en hij zei: “Oké, ga dan maar en ga die God van jullie maar eren. Maar met hoeveel mensen willen jullie eigenlijk gaan?” Mozes antwoordde en zei: “Iedereen gaat mee. Alle oude en alle jonge mensen, alle kinderen en al onze dieren. Want we gaan de Heer dienen en een groot feest voor Hem vieren”.
Wat denken deze mannen wel niet, dacht de farao boos. Dat ik alle mensen laat gaan? Nu weet ik dat ze verkeerde plannen hebben. Als ze allemaal gaan, dan zie ik mijn slaven nooit meer terug. “Zijn jullie nou helemaal betoeterd! Dat gaat natuurlijk veel te ver”, riep de farao. “Een paar mannen had ik wel goed gevonden hoor, maar dit, nee dit gaat mooi niet door. Denken jullie dat ik jullie niet door heb? Jullie willen met het hele volk weg en voor altijd wegblijven. Maar dat zal niet gebeuren. Sowieso alle vrouwen en kinderen blijven hier. Daarna stuurde hij Mozes en Aäron weg.
Mozes hield zijn staf boven het land en het begon hard te waaien. De wind bracht sprinkhanen, heel veel sprinkhanen. Het hele land was ermee bedekt en ze aten alle planten en vruchten. Vreselijk was het. Maar ook nu, luisterde de farao weer niet. Hij gaf niet toe en liet het volk van God dus toch niet gaan. Dit was al de achtste plaag. Wat zal God nu nog doen, hoe erg moet het nog worden…